Een van de absolute prioriteiten van Kristien Bruggeman om een school te starten, was de herwaardering van het beroep van leerkracht
Kristien Bruggeman is een van de initiatiefnemers van de secundaire LAB-school in Sint-Amands. Na een carrière als bedrijfsrevisor en financieel directeur en daarna ook als textielondernemer nam ze een sabbatical om er helemaal voor haar kinderen te zijn. Die sabbatical was van korte duur en opende tegen al haar verwachtingen in de deur naar het onderwijs. Ze startte de LAB-school in 2017 en die heeft inmiddels vijfhonderd leerlingen. In september start een tweede LAB-school in Sint-Niklaas. Visie en waardengedreven werken vormen volgens Kristien de kracht van de school. Daarnaast is teamwerk voor haar cruciaal: “Het is belangrijk om als leerkracht terecht te komen in een nest met mensen die weten waar de school voor staat en mee bezig is, en die elkaar daarin ondersteunen.”
Kristien: “Ik nam een sabbatical en had me voorgenomen om de perfecte moeder te zijn, maar na drie weken vond ik het al heel saai. Ik heb drie kinderen en had dus mijn handen vol, maar ik voelde me niet uitgedaagd en miste vooral om niet intellectueel bezig te kunnen zijn. Dan zei iemand: ‘waarom ga je niet in onderwijs?’ Ik dacht: onderwijs? Dat is de meeste saaie omgeving uit mijn hele leven. Maar ik dacht ook: dan heb ik een bezigheid en het zal snel duidelijk worden dat dit echt niks voor mij is.
Ik werkte een jaar in een privéschool, maar was het fundamenteel oneens met de marketingpraatjes. Ik begon aan de lerarenopleiding en het schooljaar nadien startte ik in een school in Willebroek. Ik gaf les in het BSO, TSO en ASO, aan klassen met leerlingen van zeventien verschillende nationaliteiten. Ik gaf veertien verschillende vakken en moest een nieuwe richting uit de grond stampen. Dat was een pittige omgeving.
“Het werd het me steeds duidelijker dat in het onderwijs enorm veel fout loopt: van een gebrek aan ondersteuning tot veel te veel administratieve regeltjes.”
Je krijgt heel veel autonomie als leerkracht. Teveel eigenlijk. Je moet dan wel recht in je schoenen blijven staan. Dat doen als nieuwkomer in het onderwijs zonder dat je veel bagage hebt, is niet velen gegeven. Het is goed dat ik als bedrijfsrevisor en financieel directeur ondernemer was geweest en al wat kilometers op mijn teller had staan. Omdat ik na de lerarenopleiding qua theoretische achtergrond op mijn honger bleef zitten, ben ik aan de Universiteit Antwerpen de opleiding ‘onderwijs en opleidingswetenschappen’ gaan volgen. Een opleiding die focust op het pedagogisch-didactische, maar ook sterk inzet op het managementluik: hoe organiseer je dat dan? En hoe verder ik kwam in die opleiding, hoe meer ik zag wat de gebreken waren van het systeem. Het werd het me steeds duidelijker dat in het onderwijs enorm veel fout loopt: van een gebrek aan ondersteuning tot veel te veel administratieve regeltjes.”
De leerkracht is een eenzame held
“De leerkracht is eigenlijk een eenzame held, trekt zijn plan en krijgt geen ondersteuning. Over het systeem en de structuur waarin je werkt, heb je nul zeggenschap. Als je een teen buiten je klaslokaal zet, wordt gezegd dat je vooral flink moet zijn en moet doen wat gevraagd wordt. Daar begon ik meer en meer tegenaan te botsen. In het begin gaf ik ondernemerschapsonderwijs en deed van alles met mijn leerlingen zoals de kerstmarkt van Willebroek pimpen. Dat was fantastisch! Maar op een gegeven moment kwam ik op een punt dat ik wilde samenwerken met de leerkrachten taal, wiskunde of wetenschappen. Toen ik dat wilde organiseren werd ik op mijn vingers getikt. Daar moest ik me niet mee bemoeien. De relatie verzuurde in die mate dat het niet meer ging: ofwel zou ik het kot afbreken ofwel werd ik buitengesmeten. Er wordt heel paternalistisch met leerkrachten omgegaan. Je wordt klein gehouden. Er wordt verwacht dat je je professioneel opstelt, maar tegelijk word je als een kleuter behandeld.
Je moet als leerkracht heel veel documentjes invullen, waarbij dan het idee is dat als je de documenten goed hebt ingevuld je een goede leerkracht bent. Terwijl ik constant rond me zag dat dit niet waar was. Veel leerkrachten die administratief in orde waren, bakten er niks van op de klasvloer. En omgekeerd. Ik heb zelf nooit die informatie in een systeem willen pompen dat zo ongebruiksvriendelijk is als de pest. Ik zei tegen mijn directeur: ‘wil je dat, doe het dan maar zelf’. Uiteraard was ik dan een ambetant geval waar niet mee viel samen te werken. Maar het tragische van die manier van werken is dat leerkrachten dat meenemen naar hun klas en tegen leerlingen zeggen dat ze blindelings moeten doen wat zij vragen. Dat moet ook wel, anders krijg je je documentjes niet in orde.”
Controle en macht
“Ik merk dat heel veel scholen en scholengroepen een soort mini-ministerie zijn. Het plan waar ze dan over spreken, dat komt vanuit de koepels en vanuit de scholengemeenschappen. Van Brussel moeten we helemaal niet zoveel doen: aanwezigheden en welk diploma leerlingen krijgen doorgeven. Veel meer is het niet en als ik dan zie wat soms gevraagd wordt aan paperassen en jaarvorderingsplannen. Dat gaat over controle en macht: van de koepels tot aan directieniveau. Het start vanuit leiderschap: controle, controle, controle. Als ik aan jou veel papieren vraag en tot in het kleinste detail weet welke les jij wanneer geeft en hoe, dan heb ik veel controle over wat jij doet. Het is onmogelijk om dat te controleren, want als je honderdvijftig leerkrachten hebt denk ik niet dat je als directeur ’s avonds al die papieren gaat lezen. Dat gebeurt ook niet. Het is dus echt te zot om los te lopen om het dan toch te vragen.
“Als je kinderen niet mondig maakt en niet het zelfinzicht aanleert zodat ze weten waar ze goed in zijn en blij van worden, dan hebben ze die stem ook niet.”
En toch blijven leerkrachten dat doen omdat dat ook een zeker comfort geeft. Het is een duidelijk kader van verwachtingen. Je hoeft dan ook niet meer na te denken over hoe het beter kan. Dat vind ik een groot sluipend vergif in het onderwijs. Eigenlijk trekt het huidige onderwijssysteem daarmee ook de mensen aan die opbloeien of genieten van een heel star systeem. Die eigenlijk wat bureaucratisch zijn. Ik noem dat boekhouders en ik mag dat zeggen omdat ik zelf accountant ben geweest en weet wat die job inhoudt.
Maar dat staat haaks op het onderwijs dat we nodig hebben. Wat is belangrijk dat kinderen leren? Ze gaan de rest van hun leven moeten blijven leren, dus belangrijk is: hoe pak ik dat leren dan best aan? Welke vorm past bij mij? En welke richting wil ik uit? Wie ben ik? Wat zijn mijn waarden en normen? Kan ik me vereenzelvigen met de organisatie waar ik later voor werk of niet? Als je kinderen niet mondig maakt en niet het zelfinzicht aanleert zodat ze weten waar ze goed in zijn en blij van worden, dan hebben ze die stem ook niet.”
Gewoonterecht in onderwijs
“Door alles waarvan ik vond dat het grondig fout loopt in het onderwijs, wilde ik een punt zetten achter mijn bestaan als leraar. Maar iemand zei: ‘kan je dan niet zelf een school beginnen?’
Ik heb dat idee laten rijpen en ben wat opzoekwerk gaan doen. Tot mijn grote verbazing ontdekte ik dat niet in de wet gebeiteld staat hoe de onderwijsorganisatie er moet uitzien. Met een aantal mensen hebben we dan een plan gemaakt. Daarin stond hoe wij dachten het te kunnen organiseren. We keken vooral naar het wetgevend kader: kan wat wij willen doen binnen de wetgeving en hoe ver kunnen we dat uitpuren?
Kan je tegen leerkrachten in het secundair onderwijs zeggen: je moet de hele week op school zijn? Daar blijkt geen letter over op papier te staan, dat beslis je volledig zelf. In welke mate moet je elk uur van de dag een klassieke onderwijssetting creëren waarbij een leerkracht voor de klas staat en uitleg geeft? Ook daarover is niets vastgelegd.
In welke mate mag je integratief werken? Kan je bijvoorbeeld ook wiskunde onderwijzen in de lessen Frans en omgekeerd? Ook dat staat niet vast. (De LAB-scholen werken met de integratieve pedagogiek die door de Finse pedagoge Päiva Tynjälä is ontwikkeld, zie meer uitleg onderaan dit verhaal)
Eigenlijk staat heel weinig vast: je start niet voor acht uur ’s morgens en je mag niet eindigen na vijf uur ’s avonds. En een lesuur mag vijftig minuten duren. Dat is het zowat. Het is wat kort door de bocht, maar in grote lijnen is dat het. Er is gigantisch veel vrijheid op het vlak van onderwijsorganisatie. Dan hebben we een businessplan gemaakt en zijn we met de banken gaan spreken. Het was pionieren en banken wisten niet wat ze met ons aan moesten. Ze zijn niet gewend met een school te werken die niet tot een koepel behoort. Ik hoorde bankier bijvoorbeeld beweren dat in de wet stond dat je maar een derde van je middelen aan huisvesting mag uitgeven. Ik kon daar niets van terugvinden. Navraag bij het departement onderwijs leerde dat het om een regel van de onderwijskoepel ging.
“Ik wilde niet op mijn sterfbed liggen en denken dat ik iemand was die textiel verkocht en in een cabrio reed en dat ook heel belangrijk vond.”
En zo is het heel vaak: het gewoonterecht in onderwijs is gigantisch. Dat is nog een van mijn betrachtingen om te doen: eens zeggen wat er eigenlijk helemaal niet moet, maar waarvan wel gedacht wordt dat het moet.
Uiteindelijk hebben we dan een bank gevonden die bereid was om ons een hypotheek te verstrekken, maar ons dan maanden later door het lobbywerk van de koepels toch weer heeft laten vallen.”
Herwaardering lerarenberoep
“Naast het doorbreken van het gewoonterecht vind ik professionalisering enorm belangrijk. Het is gewoon een schande dat zo weinig budget beschikbaar is voor professionalisering.
Van in het begin hebben we meervouden van wat we kregen uitgegeven aan professionalisering, omdat bijscholing zo belangrijk is. Als je ziet hoe moeilijk het is om teams te vormen – ook bedrijven worstelen daarmee – dan kan je niet verwachten dat mensen binnenkomen en weten hoe ze in een team moeten werken. Dat blijkt vaak de grootste uitdaging.
In team werken, is voor mij cruciaal. Het is belangrijk om als leerkracht terecht te komen in een nest met mensen die weten waar de school voor staat en mee bezig is en die elkaar daarin ondersteunen.
Wat ik ook heel vreemd vind, is dat een leerkracht zeker geen fouten mag maken. Niet naar leerlingen toe, maar ook niet naar collega’s toe. Het is heel moeilijk om in een klassieke onderwijsstructuur te zeggen: ‘ik weet dat niet, kan je mij daar bij helpen. Een van mijn motto’s is: het is oke voor nu. Wat er ligt is niet perfect en dat zal het wellicht nooit zijn, maar probeer het maar. En in het proberen ga je zien waar je tegenaan loopt. Zo leren we leerkrachten om leren – ook hun eigen leren – als een proces te beschouwen. Dus wat bij het begin een van mijn absolute prioriteiten was, is die herwaardering van het beroep van leerkracht. Dat is voor mij de drive om die school op te starten. En om anderen te tonen dat het wel anders kan!”
Motiveren om te blijven leren
Het is een beetje cynisch, maar een reden waarom scholen rondom ons jaloers zijn, is omdat wij nul problemen hebben om leerkrachten te vinden. Heel vaak zijn het zij-instromers met veel kennis en interesses en een goede brede kijk. Geen hokjesdenkers.Voor veel zij-instromers, net als ikzelf, geldt dat ze heel veel expertise hebben opgebouwd, maar geen meerwaarde in hun werk voelden. Ik wilde niet op mijn sterfbed liggen en denken dat ik iemand was die textiel verkocht en in een cabrio reed en dat ook heel belangrijk vond.
Daarnaast heb je echte onderwijsmensen die gaan lopen van het systeem. Ze hebben, of ze nu recht van school komen of heel ervaren zijn, veel goede ideeën, maar krijgen geen ruimte om er iets mee te doen. Die ideeën gaan heel vaak over co-creatie met anderen.
Eigenlijk is het in het onderwijs steeds zoeken naar situaties en contexten waarin je leerlingen de noodzaak om te leren laat ervaren. Ook voor leerkrachten zelf gaan we op zoek naar de context waarin ze de noodzaak voelen om te groeien.
Iedereen groeit, iedereen schuurt. Als leren niet piekt, ben je niet aan het leren, dan zit je in je comfortzone in een potje te roeren.
Voor mij is het allerbelangrijkste, zelfs bij een groot conflict in het team, dat de bereidheid bestaat om te leren. Zonder die bereidheid stopt het. Die mindset moeten we ook bij leerlingen binnenkrijgen. Het enige dat je zou moeten verwachten van een kind dat afstudeert, is dat het bereid is om te blijven leren en dat het de tools heeft meegekregen om dat te doen. Voor mij is dat de essentie van onderwijs en zeker van het onderwijs van de toekomst.
Motiveren om te blijven leren, is ons motto. Het onderwijs zoals het is moet niet op de schop. De structuur en organisatie moeten anders en dat gaat geleidelijk aan. Je kan dat niet in één pennentrek veranderen.”
De combinatie van die drie – theoretische, praktische en persoonlijke kennis – geeft volgens Kristien Bruggeman de grootste garantie op diepgaand leren.
Kristien: “Werkt dit altijd bij elk kind? Nee. Dat zou raar zijn omdat het zou betekenen dat je de gouden oplossing hebt, en er is geen gouden oplossing. Tijd blijkt dan wel weer een wondermiddel: als kinderen tijd krijgen om op hun tempo te leren en te groeien, zien we vaak wonderen.”