Waarom tuinieren je onverwoestbaar gezond maakt
Voordat we, dankzij de voedingsindustrie, op elke hoek van de straat voedsel konden kopen, verbouwden we ons voedsel zelf. De noodzaak om zelf in een moestuin aan de slag te gaan is er niet meer, maar toch zijn er, ook in het rijke Nederland, nog steeds mensen die graag met hun vingers in de grond zitten en zelf hun aardbeien, pompoenen en bonen produceren. Volgens recent wetenschappelijk onderzoek zijn die ‘moestuinierders’ verbazingwekkend gezond.
Het aantal Nederlanders met een moestuin heeft sinds de eerste maanden van de coronapandemie een hoge vlucht genomen. Die groei zet nu door. Misschien omdat de prijzen van levensmiddelen in de winkel omhoog schieten. Op sociale media vertellen vooral Amerikaanse preppers hoe ze een instorting van de samenleving willen overleven door zelf voedsel te verbouwen.
Veel Nederlanders die het (moes)tuinieren ontdekken worden echter door andere motieven gedreven. Ze merken dat ze zich geestelijk en vaak ook lichamelijk beter voelen door te tuinieren en volgens honderden wetenschappelijke studies beelden ze zich niets in. Tuinieren is gezond.
Beschermt tegen overgewicht
Tuinieren lijkt bijvoorbeeld een remedie te zijn voor overgewicht. Overgewicht is een gezondheidsprobleem dat nog steeds bijna elk jaar serieuzer wordt. Het meest griezelige van de overgewichtsproblematiek is dat het zich van geen enkele sociale scheidslijn iets aantrekt. In rijke landen neemt het aantal dikke mensen toe, in straatarme landen eveneens. In de bovenlaag van de bevolking groeit het aantal mensen met te veel kilo’s, in de onderlaag ook. Mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, alle groepen worden dikker.
De enige uitzondering op die regel vormen betrekkelijk kleine groepen die zijn gevormd rond een specifieke leefstijl. Bijvoorbeeld fanatieke sporters of mensen met een leefstijl rondom biologische voeding en progressieve of antroposofische idealen. Een Amerikaans onderzoek, dat in 2017 verscheen in Preventive Medicine Reports, suggereert dat ‘moestuinierders’ ook zo’n groep is.
De Amerikanen bestudeerden 469 inwoners van Denver en ontdekten dat Denverianen met groene vingers gemiddeld 4 tot 5 kilo lichter waren dan inwoners die niet tuinierden. De Amerikanen ontdekten bovendien dat met het verstrijken van de jaren de niet-tuinierders geleidelijk dikker werden, maar dat dit niet gebeurde met de andere groep.
“Een uur hard werken in de tuin verbrandt veel calorieën”
Lichaamsbeweging
Ook tientallen andere studies suggereren dat (moes)tuinieren beschermt tegen overgewicht. Een voor de hand liggende verklaring is dat tuinieren een fysieke bezigheid is. Spitten, onkruid weghalen, mest opbrengen, water geven en al die andere activiteiten verbranden kilocalorieën. Volgens calorieëntabellen verbrandt een uurtje werken in de tuin 265 kilocalorieën. Vooral spitten is zwaar werk. Een uur spitten is goed voor 400 kilocalorieën.
In 2008 publiceerden onderzoekers van Kansas State University een studie waarin ze becijferden of mensen met tuinieren aan voldoende lichaamsbeweging kunnen komen. Bewegingswetenschappers hebben berekend dat mensen dagelijks minstens 30 minuten moeten bewegen om gezond te blijven. Volgens het onderzoek van Kansas State halen mensen met een tuin dat zonder problemen. Zeker in lente en zomer. In het groeiseizoen zijn ze per dag gemiddeld bijna een uur fysiek actief.
De studiedeelnemers in het Amerikaanse onderzoek waren trouwens al wat oudere mannen en vrouwen. Hun geestelijke en lichamelijke gezondheid was opmerkelijk goed. Vergeleken met doorsnee-leeftijdsgenoten hadden zij fors minder pijnklachten, meer energie en een bevredigender sociaal leven.
Zulke bevindingen kun je in dit type onderzoek, waarin twee groepen met elkaar worden vergeleken, beter met een korrel zout nemen. Het is niet duidelijk wat nu precies het gevolg is en wat het effect. Misschien maakt tuinieren mensen gezonder, maar voor hetzelfde geld zijn het vooral mentaal en fysiek sterke mensen die tuinieren.
Robuuste gezondheidseffecten
De Japanse onderzoeker Masashi Soga, verbonden aan de universiteit van Tokio, publiceerde in 2017 een meta-analyse waarin hij de uitkomsten van 21 eerder verschenen studies bij elkaar veegde en nogmaals analyseerde. Sommige van die studies vergeleken, net als het onderzoek van Kansas State, tuinierders met niet-tuinierders. Veel studies die Soga had opgespoord kwamen echter uit de klinische psychologie of de psychiatrie en vergeleken groepen patiënten. In die onderzoeken kreeg de ene groep een standaardbehandeling en ging de andere groep daarnaast tuinieren.
Het positieve gezondheidseffect van tuinieren was ‘robuust’, concludeerde Soga. Waar de onderzoekers ook naar keken – het lichaamsgewicht, lichaamsbeweging, tobben, helderheid van geest, boosheid, het humeur, de hartslag, geluk – de teneur van de studies was bijna altijd positief. Keek je naar de individuele studies, dan waren weliswaar niet alle verbanden statistisch significant, maar alles bij elkaar was het positieve effect overrompelend groot.
Het is niet verwonderlijk dat sommige artsen en hulpverleners pleiten voor het gebruik van tuinieren als een vorm van aanvullende therapie bij dementie, schizofrenie en depressie. Werken in de tuin laat serieuze psychische problematiek weliswaar niet verdwijnen en is dus ook geen alternatief voor behandeling, maar het verbetert de kwaliteit van leven.
Hoe is het mogelijk dat zoiets eenvoudigs als tuinieren zulke grote positieve effecten heeft? In de wetenschappelijke literatuur zie je dat onderzoekers een aantal verklaringen vaak naar voren schuiven. De eerste kwam in de alinea’s hierboven al aan bod. Tuinieren is een fysieke bezigheid en in de juiste dosering is lichaamsbeweging zo ongeveer een universeel medicijn tegen praktisch elke aandoening. En dus ook tegen psychische aandoeningen.
Dat komt waarschijnlijk door het hormoon brain-derived neurotrophic factor (BDNF). BDNF doet met hersencellen ongeveer wat testosteron met spiercellen doet: het dwingt ze om zich te ontwikkelen. Wereldwijd zijn neurowetenschappers op zoek naar manieren om BDNF te stimuleren, in de hoop dat ze stuiten op een medicijn dat een keur aan hersenziekten – van depressie tot dementie – kan voorkomen of bestrijden.
Fysieke inspanning verhoogt de activiteit van BDNF. In trials die bewegingswetenschappers uitvoeren in hun laboratoria moeten proefpersonen zich in het zweet werken om de BDNF-spiegel te verhogen, maar in onderzoek waarin proefpersonen gedurende 20 minuten rustig tuinieren gaat de concentratie BDNF in het bloed ook al significant omhoog. Tijdens het tuinieren gebeurt er kennelijk iets dat niet gebeurt als mensen in een minder natuurlijke omgeving actief zijn.
“Werken in de tuin verbetert de kwaliteit van leven”
Wonderlijke bacterie
Veel studies naar de positieve effecten van tuinieren leggen een verband met fundamenteel Brits onderzoek, dat 15 jaar geleden verscheen in Neuroscience. In die dierstudie bliezen Britse neurologen de bacterie Mycobacterium vaccae in de longen van proefdieren en zagen vervolgens effecten die wijzen op een veranderde werking van de hersenen. De concentratie serotonine in de hersenen van de muizen steeg en als gevolg daarvan werden ze minder angstig, minder gevoelig voor stress en sneller geneigd nieuwe dingen te ontdekken.
Mycobacterium vaccae zit in de grond. Overal waar de grond geschikt is om een tuin aan te leggen, leeft het organisme. Het is niet gevaarlijk voor mensen of dieren. Fysiek contact met aarde en de bacterie die daarin leeft, zoals onvermijdelijk gebeurt tijdens het werken in een tuin, zou dus wel eens kunnen helpen bij het onder controle houden van stress en het verminderen van legio andere negatieve gemoedstoestanden.
Verbeterde voeding
Naast lichaamsbeweging en micro-organismen speelt ook voeding wellicht een rol van betekenis. Een tuin kan verse groenten, fruit en kruiden opleveren. De meerwaarde van een voedingspatroon met veel groenten en fruit is inmiddels overtuigend aangetoond. Het lijkt er zelfs op dat een voedingspatroon met groenten en fruit niet alleen de fysieke gezondheid verbetert.
Er zijn studies waarin mensen die relatief veel groenten en fruit eten positiever in het leven staan en zelfs meer creativiteit aan de dag leggen dan mensen met een minder gezonde voeding. Volgens Koreaanse wetenschappers van de universiteit van Gachon versterken bioactieve stoffen in groenten, fruit en kruiden de werking van BDNF. Dat zou kunnen betekenen dat bij een hoge inname van flavonoïden, groentezuren, carotenoïden en al die andere mysterieuze bestanddelen van planten, de hersenen vitaler en gezonder worden. Overigens zijn de concentraties van die stoffen enkele tientallen procenten hoger in biologisch verbouwde gewassen dan in gewassen uit de reguliere teelt.
Gezonde mentaliteit
Joe Lamp’l heeft weer een andere visie op de impact van tuinieren, die misschien net zo relevant is als de opvattingen uit de wetenschap. Lamp’l is geen wetenschapper, maar presentator van een bekroonde TV-show over tuinieren, schrijver van boeken en maker van video’s en podcasts. Lamp’l is een popularisator van tuinieren, die beginners op een laagdrempelige manier uitlegt hoe ze compost moeten gebruiken of kunnen voorkomen dat hun tomatenplanten omkukelen.
In een gesprek met psycholoog Seth Gillihan vertelt Lamp’l dat tuinieren ervoor zorgt dat je je ego thuis moet laten en ongezond perfectionisme afleert. Planten groeien niet op commando. Ze groeien in hun eigen tempo. Soms overtreffen ze alle verwachtingen, soms gaan ze ten onder aan een ziekte. Een ‘moestuinierder’ is nooit uitgeleerd, want de zorg voor een stukje land kan altijd beter. Maar hoe goed je ook voor je planten zorgt en hoeveel kennis je ook verwerft, volledige controle over je planten zul je nooit verkrijgen.
Tuinieren prikkelt je om geestelijk te groeien, maar tegelijkertijd je beperkingen te accepteren. Het leert je te accepteren dat je onderdeel uitmaakt van een groter geheel, waarvan je het ritme en de regels maar hebt te accepteren. Wat tuinieren je geeft, is een mentaliteit die haaks staat op de illusies die de samenleving implanteert in ons bewustzijn. En dat is een mentaliteit waarmee je oud kunt worden.