Verzet tegen de ontmenselijking van de natuur
Als het aan de overheid, natuurorganisaties en links-liberale bestuurders van ons land ligt, verdwijnt de mens uit de natuur. Natuurboer Marcel van Silfhout verzet zich hier met hand en tand tegen. “Mensen horen in de natuur en dat geldt zeker voor boeren,” zegt hij. “Hier op de Veluwezoom hebben mensen minstens vijfduizend jaar in harmonie met de natuur geleefd.”
“Dit is mijn slagveld,” gebaart Marcel van Silfhout. We staan op een open plek in de bossen van Bennekom en kijken naar een veld van korenhalmen, dat zich enkele honderden meters uitstrekt tot aan de bosrand. “Vorig jaar kon ik deze akker nog pachten van de provincie Gelderland, maar dat was meteen voor het laatste jaar,” vertelt hij misprijzend. “Dit veld wordt binnenkort ‘natuurlijk grasland’. De provincie geeft het korenveld ‘terug aan de natuur’.” Het moet een vlakte worden ‘waar insecten en vogels zich goed kunnen ontwikkelen, zonder verstoord te worden door landbouwactiviteiten’.
Kruiprogge
Van Silfhout snapt de logica achter dat plan niet. “Biologisch boerenland biedt vogels en insecten voedsel en plekken om te schuilen en te broeden, meer dan zo’n verschraald grasland. Bovendien levert zo’n grasland economisch niets op, terwijl ik hier jaarlijks meer dan dertig ton agro-ecologisch graan kan oogsten. Dat is goed voor zeventigduizend streekbroden of honderdduizend flessen streekbier,” rekent Van Silfhout uit.
Toen Van Silfhout in de lente dit jaar nog een keer een kijkje kwam nemen bij het land waarop hij vorig jaar nog kon boeren, ontdekte hij tot zijn verbazing dat het was begroeid met rogge. “Ik dacht even dat een andere boer het had ingepikt,” zegt hij. “Maar dat was niet zo. Mijn Veluws Kruiprogge had zichzelf uitgezaaid. Deze halmen zijn ontkiemd uit de stoppel en graankorrels die zijn blijven liggen na de oogst van verleden jaar.”
Van Silfhout wijst op de lengte van de halmen. De stengels van Veluws kruiprogge kunnen wel twee meter lang worden. Op de Veluwe verbouwden boeren deze graansoort eeuwenlang, totdat ze halverwege de twintigste eeuw overstapten op moderne veredelde varianten met een kortere stengel. Het gewas verdween, totdat Van Silfout het dankzij Wageningse plantenwetenschappers en een Duitse zadenbank kon herintroduceren. Nu staat zijn gewezen akker er vol mee, zonder dat de natuurboer daar de hand in heeft gehad. Alsof de plant een eigen wil heeft en niet van zins is opnieuw uit te sterven.
“Het ‘uitsterven’ van de boer op de Veluwezoom leidde paradoxaal genoeg tot verdere verarming van het landschap en een afname van de soortenrijkdom bij flora en fauna”
De laatste boeren
Van Silfhout is geboren en getogen in deze omgeving. Als kind zwierf hij door de bossen en over de heide en akkers van Wageningen, Bennekom en Renkums Beekdal. Hij was getuige van een ingrijpende transformatie van het landschap. Hij zag kleinschalige korenvelden verdwijnen en plaatsmaken voor snijmais, bedoeld als veevoer, en hoe landbouwbedrijven ophielden te bestaan. “Na de tweede wereldoorlog waren hier meer dan honderd boeren,” zegt hij. “Nu zijn het er nog maar zeven. En dan reken ik mezelf mee.”
Het uitsterven van de boer op de Veluwezoom was een direct gevolg van de groeiende invloed van natuurbeschermers op het beleid. De overheid kocht de laatste boerengronden op en maakte daar ‘nieuwe natuur’ van. Dat leidde paradoxaal genoeg tot verdere verarming van het landschap en een afname van de soortenrijkdom. Vogelsoorten als de veldleeuwerik, wespendief en patrijs werden nóg zeldzamer, net als sommige insecten en akkerplanten zoals akkerogentroost, bleekgele hennepnetel en het spiegelklokje.
“Ik ben helemaal niet tegen natuurbescherming en ook niet tegen het idee om hier en daar de natuur de gelegenheid te geven zich vrij te ontwikkelen,” zegt Van Silfhout. “Maar ik ben wel tegen het idee dat de enige waardevolle vorm van natuur per definitie natuur is zonder boeren, zonder landbouw en zonder mensen.”
Van Silfhout verruilde na zijn tienertijd de Veluwe voor de stad Utrecht. Hij studeerde journalistiek en werd een gerespecteerd onderzoeksjournalist. Hij schreef voor regionale dagbladen en werkte als researcher voor tv-programma’s als Zembla, KRO’s Reporter en Uitgesproken. Na die periode groeide hij uit tot een expert op het gebied van de voedselveiligheid, landbouw en natuur. In 2014 publiceerde hij Uitgebeend, een boek over het falende toezicht op onze voedselveiligheid. Naar aanleiding van dat boek nodigde de Tweede Kamer hem in 2015 en 2016 uit zijn visie op de Nederlandse voedselketen te geven.
“Incidenten en schandalen als de paardenvleesaffaire, de Q-koorts en de fipronilzaak zijn een logisch gevolg van neo-liberaal overheidsbeleid dat vrij spel geeft aan steeds grotere vee- en voedingsbedrijven,” aldus Van Silfhout. “Tegelijkertijd is de agro-industrie het contact met de natuur verloren en heeft de sector de toevlucht genomen tot steeds riskantere technologische en chemische ingrepen.”
Zelf doen
“Na Uitgebeend stond ik voor de keuze,” vertelt Van Silfhout. “Ik kon een Uitgebeend Deel Twee schrijven; door blijven gaan met becommentariëren van wat er allemaal mis is met de manier waarop we ons voedsel produceren. Of ik kon zelf iets gaan doen.”
Het werd dat laatste. Van Silfhout keerde terug naar de Veluwezoom waar hij elk weiland, elk bos en elke weg kende. Hij gebruikte zijn vaardigheden als onderzoeker en zijn uitgebreide netwerk om zaden van zeldzame en uitgestorven granen zoals Veluws kruiprogge, Aalter troshaver, grijze Brabantse Zandboekweit en rode en zwarte emmer op te sporen. Hij traceerde interessante akkergebieden, legde contact met overheden, loonwerkers, agrarische bedrijven en wetenschappelijke experts. Hij sloot contracten met molenaars, bakkers, bierbrouwers en winkels. Hij regelde de financiering.
Van Silfhout noemde zijn initiatief GraanGeluk, een naam die refereert aan het gevoel dat hem als kind beving toen hij de graanvelden van de Veluwezoom op de glooiende akkers zag golven in de wind. Zonder kunstmest en zonder bestrijdingsmiddelen herschiep Van Silfhout niet alleen het landschap van zijn jeugd, maar ook voedingsmiddelen met smaken die al decennia niet meer waren geproefd. Met succes. Zijn bier, gebrouwen van zomergerst en Veluws kruiprogge, won in 2020 op de Brussels Beer Challenge de eerste prijs.
Ontmenselijking
Honderden jaren hebben kleine boeren en vakmensen eerlijk voedsel geproduceerd op een manier die zorgde voor een imposant Veluws landschap en een vitale natuur. Van Silfhouts GraanGelukproject laat zien dat we die vaardigheden nog steeds bezitten. Op dit moment, nu stikstofplannen boeren en hun gezinnen definitief proberen te verdrijven van hun eeuwenoude gronden (zodat de overheid die kan ‘teruggeven aan de natuur’ of gebruiken voor industrie of woningbouw) is Van Silfhouts natuurboerenboodschap actueler dan ooit.
Enkele kilometers verwijderd van het veld met kruiprogge, waar Van Silfhout de slag met de provincie verloor, heeft hij een ander perceel. Verscholen in de bossen van Landgoed Quadenoord verbouwt Van Silfhout eenkoorn, de oudste graansoort van deze planeet. Eenkoorn is ouder dan de piramides. Archeologen hebben eenkoorn gevonden in menselijke kolonies van 14.000 jaar oud. Pathologen vonden eenkoorn in de maag van Özti, de in de Oostenrijke Alpen gevonden ijsmummie die drieduizend jaar voor Christus leefde en stierf. Op talloze plekken op de Veluwezoom hebben archeologen restanten gevonden van oeroude veldjes waar vergeten volkeren al eeuwen voordat de jaartelling begon granen als eenkoorn en rode en zwarte emmer verbouwden.
“Mensen moeten zich bijna schamen voor het feit dat ze überhaupt bestaan en ze moeten zo sober mogelijk leven”
De lokale bevolking en archeologen noemden die oeroude akkerveldjes ‘keltenveldjes’. Het waren kleine akkers van ongeveer 30 bij 30 meter, omgeven door een wal waarop meidoorn of sleedoorn groeide. Die was bedoeld om herten en wilde zwijnen uit de velden te houden.
Niet alleen de keltenveldjes bewijzen hoe innig landbouw en de Veluwezoom met elkaar zijn verweven. “Je ziet de hand van de mens terug in de bodem,” zegt van Silfhout. “Op sommige plekken vind je een laag van anderhalve meter of meer zwarte grond, die rust op Veluws zand. Die zwarte laag is gemaakt door boeren die met mest, as, houtresten en plantaardige compost de bodem vruchtbaar hebben gemaakt. Het kost ongeveer een eeuw om een laag van tien centimeter zwarte grond te maken. Reken maar uit hoe oud die akkers hier zijn.”
Van Silfhouts appel op de historie van het landschap staat haaks op de dominante ideologie van de moderne natuurbescherming, waarin mensen en boeren niet zouden thuishoren in de natuur. Mensen horen volgens die ideologie in steden, waar ze leven op een manier die de natuur zo min mogelijk belast. “Dat is toch een misantrope denkwijze?” verzucht Van Silfhout. “Volgens dat dogma moeten mensen zich bijna schamen voor het feit dat ze überhaupt bestaan. Ze moeten zo sober mogelijk leven, zo min mogelijk eten en zo min mogelijk ruimte in beslag nemen. Ze moeten liefst ook geen CO2 meer uitademen.”
Met zijn GraanGelukproject wil Van Silfhout duidelijk maken dat mensen en natuur op een andere manier in harmonie met elkaar kunnen leven, zoals er ook een alternatief is voor de geïndustrialiseerde voedselproductie. Een bijkomend voordeel van zijn agro-ecologische aanpak is dat de kleinschalige, natuurvriendelijke en traditionele vormen van landbouw ook voedsel opleveren. Die noodzakelijkheid van een goede voedselvoorziening, dat is ook weer iets waar de moderne natuurlobby zich weinig aan gelegen laat liggen.
“Als je nu ziet hoe de voedselprijzen door mondiale tekorten omhoogschieten, dan is het toch onverantwoord om ook maar één akker uit productie te halen?”, vraagt Van Silfhout retorisch. “En dat allemaal om natuurgebied te maken waar geen mens meer mag komen?”
Het gesprek is afgelopen. Van Silfhout vertrekt naar zijn kantoor, waar hij gaat werken aan zijn presentatie voor – alweer – de Tweede Kamer. Hopelijk zijn er politici die naar hem willen luisteren.