Wat brengt de ban op vlees, vis en zuivel?
Ouderen worden de dupe van de voedseltransitieAls het aan de overheid en een indrukwekkende schare maatschappelijke organisaties ligt, eten we over een paar jaar nauwelijks nog vlees, kip, vis, kaas en andere dierlijke producten. Er komt dus een voedseltransitie aan. Ouderen gaan voor dat maatschappelijke experiment een hoge prijs betalen.
In de nabije toekomst, waarin we niets zullen bezitten maar toch gelukkig zullen zijn, eten we niet of nog maar mondjesmaat vlees. Dat is één van voorspellingen van het World Economic Forum (WEF), ‘de’ ontmoetingsplaats voor overheden en machtige bedrijven. “Dat is beter voor de planeet en onze gezondheid”, weet het WEF.
Het Nederlandse kabinet, net als de meeste politieke partijen en een aantal toonaangevende wetenschappers, denken in diezelfde richting. Het Nederlandse Voedingscentrum is nog niet zover, maar ook die organisatie drukt de Nederlanders op het hart om de inname van vlees en andere dierlijke producten te matigen.
Goed, vlees staat nog steeds in de Schijf van Vijf, vertelt het Voedingscentrum op zijn website. “Maar eet er niet meer van dan 500 gram per week. Het is niet nodig om vlees te eten; je kunt vlees prima vervangen.” Ook voor kaas, eieren, melk en vis adviseert het Voedingscentrum er vooral niet te veel van te eten. Eén keer vis per week is genoeg en dan liefst een klein stukje. Van melk en andere vormen van zuivel zijn twee glazen per dag genoeg. Dagelijks een grote plak kaas is voldoende: “Eet niet meer”, maant het Voedingscentrum.
Tien jaar geleden was er nog helemaal niets mis met vlees, vis, melk en eieren. Nu zijn deze voedingsmiddelen een net zo beladen onderwerp als alcoholhoudende dranken. Met mate gebruiken kan nog. Als het aan milieuorganisatie Natuur & Milieu ligt, stappen we af van het idee dat we dierlijke producten nodig hebben om gezond te blijven. Dierlijke producten leveren ons misschien voedingsstoffen die we nodig hebben, zoals eiwitten, maar die kunnen we veel beter uit planten halen, vindt Natuur & Milieu. Naast de energietransitie hebben we kennelijk ook zoiets nodig als een voedseltransitie. Vegetarische en veganistische maaltijden moeten de norm worden. Da’s beter voor iedereen.
Vraagtekens
Voedingswetenschappers zijn niet happig om daarbij publiekelijk vraagtekens te zetten, maar off the record willen sommige onderzoekers wel kwijt dat ze niet gerust zijn op de op handen zijnde voedseltransitie. Er zijn wetenschappelijke studies waaruit blijkt dat vegetarisme en veganisme zonder meer gezond is, maar de meeste van die studies gaan over bijzondere groepen. Vaak gaat het om religieuze gemeenschappen. In dat onderzoek blijkt een voeding zonder dierlijke producten inderdaad gezond te zijn en te beschermen tegen overgewicht, diabetes en hart- en vaatziekten.
“Er zijn wetenschappelijke studies waaruit blijkt dat vegetarisme en veganisme zonder meer gezond is, maar de meeste van die studies gaan over bijzondere groepen“
De grote vraag is wat die studies nu precies meten. Is de goede gezondheid van de studiedeelnemers in dat onderzoek inderdaad het gevolg van een plantaardig dieet? Of wordt die veroorzaakt door andere elementen van de leefstijl van die religieuze gemeenschap?
Dat laatste lijkt inderdaad het geval te zijn, ontdekten Italiaanse voedingswetenschappers van de universiteit van Florence. De Italianen veegden de uitkomsten van alle beschikbare wetenschappelijke studies naar de gezondheidseffecten van een plantaardig dieet bij elkaar en constateerden aanvankelijk dat een vegetarisch en veganistisch dieet inderdaad gezond zijn. Maar toen ze de studies, die waren uitgevoerd onder de leden van één specifieke religieuze gemeenschap weglieten, was er van dat positieve effect niets meer over.
Bevindingen als die van de Italianen sneeuwen onder in het offensief dat overheden en natuurorganisaties hebben ingezet tegen vleeseters en melkdrinkers. Over de voedseltransitie is nog maar één standpunt toegestaan. Ook in de wetenschap verdwijnen bezwaren, twijfels en nuanceringen onder het vloerkleed. Toch is nu al duidelijk dat er in ieder geval één groep is die een hoge prijs voor het verbannen van dierlijke producten uit het voedingspatroon gaat betalen.
Ouderen
Na het zestigste levensjaar verliezen mensen kracht en spieren. Eerst verloopt die achteruitgang langzaam, maar met het klimmen van de jaren versnelt het tempo. De helft van alle 80-plussers heeft al zo veel spieren verloren dat alledaagse handelingen als het opstaan uit bed of een stoel, aankleden of een pannetje optillen in de keuken niet meer mogelijk zijn. Artsen spreken dan van ouderdomsspierzwakte of sarcopenie.
Sarcopenie is een groot probleem dat volgens prognoses nog veel groter gaat worden. Voordat de coronapandemie uitbak, was sarcopenie één van de belangrijkste speerpunten van de farmaceutische industrie. Bedrijven spendeerden forse bedragen in de zoektocht naar medicijnen die het spierverlies moesten stoppen, overigens zonder dat ze daarbij een middel ontdekten dat op korte termijn op de markt komt.
Op dit moment hebben gerontologen en andere artsen alleen maar niet-farmacologische middelen tot hun beschikking om spierverlies af te remmen. Daarvan zijn krachttraining en een voeding met relatief veel hoogwaardige eiwitten de belangrijkste. Die twee strategieën, bij voorkeur in combinatie met elkaar, werken het beste als ze preventief worden ingezet. Voorkomen is ook hier beter dan genezen. Hoe meer spieren ouderen hebben verloren, hoe moeilijker het is dat proces om te keren, te stoppen of te vertragen.
De gevolgen van sarcopenie gaan verder dan het verliezen van zelfstandigheid. Hoe meer spieren ouderen hebben verloren, hoe kleiner is volgens Nederlands onderzoek de kans dat ze een zware chirurgische ingreep zullen overleven. Zwitserse geriaters ontdekten dat 65-plussers die bezig zijn hun spieren te verliezen 68 procent meer kans hebben te overlijden dan leeftijdsgenoten die hun spieren nog kunnen vasthouden.
Een theorie die in de biomedische wetenschappen schoorvoetend terrein wint, is dat spieren niet alleen het lichaam in staat stellen te bewegen, maar ook hormoonachtige stoffen aanmaken. Ze heten myokines. Als de aanmaak van myokines vermindert omdat spierweefsel verdwijnt, verslechteren het immuunsysteem, de hormoonhuishouding, de bloedvaten en de botten. Misschien kan op die manier zelfs de kans op dementie toenemen.
Door de voedseltransitie, en de daarmee onvermijdelijke afname van de hoeveelheid dierlijk eiwit in het voedingspatroon, zou sarcopenie wel eens een nog veel groter probleem kunnen worden dan het nu al is. Spieren bestaan uit eiwitten, en als de voeding te weinig eiwitten bevat, breekt het lichaam spieren af.
“Door de voedseltransitie, en de daarmee onvermijdelijke afname van de hoeveelheid dierlijk eiwit in het voedingspatroon, kan ouderdomsspierzwakte een nog veel groter probleem worden“
In theorie kan het
Op papier hoeft het uitbannen van dierlijke voedingsmiddelen niet te leiden tot een tekort aan eiwit. Als je niet intensief aan sport doet, heb je dagelijks per kilo lichaamsgewicht iets meer dan een gram voedingseiwit nodig. Zoveel eiwit kun je in theorie uit plantaardige voedingsmiddelen als havermout, sojamelk, brood, broccoli, tofu en kikkererwten halen, ook al zijn dat niet zulke goede eiwitbronnen als vlees of andere dierlijke levensmiddelen. Een doorsnee biefstuk van 150 gram levert ongeveer 35 gram eiwit. Dat komt neer op 190 calorieën. Wil je zoveel eiwit uit zwarte bonen halen, dan heb je 380 gram nodig. Dat is een bord vol, en dat komt neer op 585 calorieën.
Iemand die veel beweegt, veel calorieën verbrandt en dus ook veel calorieën eet, zal ook na het verdwijnen van dierlijke producten uit de voeding dus steeds nog genoeg eiwit binnenkrijgen. Dat zal niet het geval zijn bij mensen die weinig bewegen, weinig calorieën verbranden en dus ook weinig calorieën zullen consumeren. Ouderen die nauwelijks bewegen, zullen gegarandeerd in de problemen komen. Het dagelijks eten van een stukje vlees, een paar eieren of een gebakken vis is voor hen nog goed te doen. Elke dag een paar borden bonen verorberen niet.
Niet alleen de kwaliteit van veel plantaardige eiwitten is minder dan die van dierlijke eiwitten. Het menselijk lichaam neemt plantaardige eiwitten ook minder goed op dan dierlijke. Bovendien kost het kost meer moeite om deze om te zetten in bouwstenen voor spieren. Hoe meer je voor eiwitbehoefte aangewezen bent op planten, hoe meer eiwitten je nodig hebt. Het verhaal dat je dit kunt ondervangen door verschillende plantaardige eiwitten te combineren, klopt niet.
De problemen van de voedseltransitie zullen nog groter zijn dan het rekenvoorbeeld van hierboven doet vermoeden. Uit recent onderzoek weten we inmiddels dat ouderen meer eiwitten nodig hebben dan jongere mensen om hun spiermassa op peil te houden. Het lichaam investeert veel energie in het herstel van spierweefsel na een maaltijd. Bij studenten verlopen die reparatiewerkzaamheden optimaal als hun maaltijd 30 gram eiwit bevat, blijkt uit onderzoek van de universiteit van Toronto. Bij zeventigers is dat 45 gram.
Onderzoek onder ouderen heeft ook aangetoond hoe belangrijk voeding is die voldoende eiwitten bevat. Hoe meer eiwitten ouderen dagelijks binnenkrijgen, hoe meer spieren ze hebben. Geriaters van de universiteit in Sherbrooke in Canada vonden een direct verband tussen het aantal gram eiwit dat zestigers en zeventigers dagelijks consumeerden en hun spiermassa. Dat verband had echter alleen betrekking op de dierlijke eiwitten die de vrouwen consumeerden, ontdekten de Canadezen. Plantaardige eiwitten deden er niet zoveel toe.
Tekengif
De filosoof Matthew Liao, verbonden aan de universiteit van New York, lanceerde in een essay het idee om de wereldbevolking in te spuiten met een gif dat wordt aangemaakt door de teek Amblyomma americanum, die leeft in Amerikaanse bossen. Het gif maakt mensen allergisch voor galactose-alfa-1,3-galactose, een suiker in vlees. Een vaccin tegen de trek in vlees, zeg maar.
Een draconische ingreep, maar volgens Liao is het eten van vlees zo verschrikkelijk fout en verkeerd dat die ethisch verantwoord is. In een geestelijk klimaat waarin zulk soort ideeën serieus worden genomen, is niets nog in staat om een voedseltransitie te belemmeren. Ook niet de wetenschap dat we daarvoor de gezondheid en de levenskwaliteit van een grote groep ouderen zullen opofferen.