Wat als een grote ramp de beschaving wegvaagt? - B Informed Media
Het maatschappelijk media platform van en voor de burger & MKB
Mens en maatschappij

Wat als een grote ramp de beschaving wegvaagt?

Willem Koert 7 min leestijd 11 juli 2022
FotoBigstockphoto

Stel je voor dat een grote ramp de beschaving wegvaagt. Van het ene op het andere moment functioneert helemaal niets meer. Er is geen technologie, geen economie en geen overheid meer. Hoe reageren mensen op zo’n catastrofe?

Misschien is het een oorlog waarvan onze leiders met absolute zekerheid wisten dat we die niet konden verliezen, maar die desondanks is uitgelopen op een absolute en volledige nederlaag. Misschien is het een ziek en opgepompt economisch systeem dat plotsklaps als een plumpudding in elkaar zakt. Misschien is het een ‘volstrekt veilig’ medicijn dat tachtig procent van de bevolking heeft gebruikt, waarvan op grote schaal uitermate vervelende bijwerkingen aan het licht komen.

We laten even in het midden waardoor het zover is gekomen en concentreren ons op het eindresultaat: de plotse ineenstorting van onze samenleving. Er is geen elektriciteit of gas. Bedrijven, kantoren, winkels en benzinepompen zijn gesloten. ’s Nachts gaat de straatverlichting niet aan. Het internet staat op zwart, radio’s en televisietoestellen produceren uitsluitend ruis. Op straat is in geen velden of wegen een politieagent te bekennen.

Voor Hollywood is het zo klaar als een klontje wat er nu gebeurt. Wat we voorheen ‘beschaving’ noemden, blijkt een dun vernislaagje. Voordat we het goed en wel in de gaten hebben, zijn we in staat de meest gruwelijke daden uit te voeren, om onszelf in leven te houden. We stelen, moorden en nemen, als we geen andere mogelijkheid meer zien, zelfs onze toevlucht tot kannibalisme. Terwijl de rookpluimen opstijgen uit de steden, verandert onze aangeharkte samenleving in de hel die we via apocalyptische films als Mad Max, The Road en The Book of Eli al een beetje hebben leren kennen. Of waarvan we een glimp hebben opgevangen in nieuwsberichten over de nasleep van aardbevingen, lekkende kerncentrales, orkanen of andere catastrofes.

Katrina

Een recente en goed bestudeerde ramp is de verwoesting van het Amerikaanse New Orleans door orkaan Katrina in de zomer van 2005. Door een combinatie van ongewone meteorologische omstandigheden, een verkeerde risico-inschatting van overheden en achterstallig onderhoud van dijken en ontwateringsinstallaties veroorzaakte Katrina in de miljoenenstad New Orleans een ramp waarvan niemand had verwacht dat die in een ontwikkeld land nog zou kunnen voorkomen. Vooral in de zwarte wijken van de stad waren grote groepen mensen niet tijdig geëvacueerd. Wekenlang waren ze geïsoleerd en moesten ze het zonder essentiële voorzieningen stellen.

Media, inclusief de toentertijd hoog aangeschreven New York Times, portretteerden het rampgebied als ‘een slangenkuil van anarchie, dood, verkrachting, plunderende schurken en lijdende onschuldigen’. Journalisten deden verslag van plunderingen van winkels en vertelden over gruwelijke taferelen die zich zouden hebben afgespeeld in een footballstadion, waar duizenden inwoners een veilig heenkomen hadden gezocht. Als je de berichten mocht geloven, was sprake van verkrachtingen en moord op kinderen, jeugdbendes die voedsel stalen, vuurgevechten tussen criminele organisaties en politieagenten en kannibalisme.

“Na een catastrofe nemen we onze toevlucht tot stelen, moorden en, als we geen andere mogelijkheid meer zien, zelfs tot kannibalisme”

Dat Katrina een ravage veroorzaakte, is niet te ontkennen. Volgens de officiële cijfers veroorzaakte de ramp bijna tweeduizend doden en zijn tot op de dag van vandaag nog honderden personen vermist. Maar tegelijkertijd bleek al snel dat het beeld dat de media hadden geschetst over de chaos, bandeloosheid en excessen onjuist was. Rampensocioloog Kathleen Tierney analyseerde in de Annals of the American Academy of Political and Social Science dat er zich weliswaar incidenten hadden voorgedaan tijdens de ramp, maar dat er geen aanwijzingen waren voor de gruwelen waarover de media hadden bericht.

Toen agenten het footballstadion in New Orleans evacueerden, vonden ze geen aanwijzingen dat mensen elkaar hadden opgepeuzeld. Er kwamen geen aangiftes van aanrandingen of verkrachtingen en er was ook niemand om het leven gekomen. “Het meest schokkende dat we in het stadion aantroffen, waren de wc’s,” vertelde een agent. “Die waren wel erg smerig.”

Negatieve invloed

Kathleen Tierney velt een hard oordeel over de rol van de reguliere media tijdens de ramp in New Orleans. Ze hadden om te beginnen onjuistheden verkondigd. Sommige nieuwssites hadden zelfs geruchten overgenomen waarvan je op je vingers kon natellen dat ze niet klopten, zoals de verhalen over hongerige haaien die rondzwommen in de ondergelopen straten en zich te goed deden aan mensenvlees. De media hadden er daarnaast voor gezorgd dat sommige hulpverleners thuisbleven uit angst voor geweld. De media bewerkstelligden bovendien dat overheden ervoor kozen agenten en soldaten in te zetten in situaties waarin overlevenden meer behoefte hadden aan water, voedsel, medicijnen, kleding en wc-papier.

Werkelijkheid

De berichtgeving van de media had weinig van doen met wat er in New Orleans na Katrina werkelijk gebeurde, inventariseerde sociaal-wetenschapper Havidán Rodríguez in 2006. Honderden vrijwilligers meldden zich bij kerken en moskeeën in de ondergelopen zones. Een internetbedrijf, gevestigd in een hoog gebouw, opende een geïmproviseerd sociaal medium voor overlevenden en hulpverleners om met elkaar in contact te komen. Groepen jongeren verenigden zich en verzamelden voedsel, water en andere benodigdheden voor achterblijvers. Ze kamden buurten uit en vertelden hulpverleners waar ze overlevenden konden vinden.

“Het menselijke gedrag dat we na de ramp zagen verschijnen is overweldigend prosociaal,” concludeert Rodríguez. “Het antisociale gedrag, dat we ook zagen na de orkaan, verbleekt erbij.”

Zowel Rodríguez als Tierney hebben zich gespecialiseerd in menselijk gedrag tijdens rampen. In de Verenigde Staten is dat onderzoek in de jaren zestig van de grond gekomen nadat de overheid zich realiseerde hoe ontwrichtend een atoomoorlog zou zijn. De overheid wilde weten hoe mensen zouden reageren in een situatie waarin de samenleving – in de vorm van werk, winkels, media, publieke voorzieningen, ordehandhaving en communicatiestructuren – ophield te bestaan. De angst was dat onder zulke omstandigheden mensen in paniek zouden raken, niet meer zouden luisteren naar gezag en zouden veranderen in nietsontziende egoïsten, die in staat zijn tot extreme wreedheden. “Die angst is ingegeven door rampenfilms en popcultuur,” zegt de in altruïsme gespecialiseerde psycholoog Jamil Zaki. “Met de werkelijkheid heeft dat weinig van doen.”

“Het menselijke gedrag dat we na de ramp zagen verschijnen is overweldigend prosociaal”

Verbondenheid

Direct na het voltrekken van een catastrofe, of dat nu een orkaan is, het bezwijken van een dam of een explosie in een kerncentrale, is een aanzienlijk deel van de getroffenen apathisch of in shocktoestand. Mensen met een vorm van verslaving kunnen grijpen naar hun drug of abuse. Maar van paniek is geen sprake. De meerderheid neemt een afwachtende houding aan en neemt de berichten en geruchten met een korrel zout.

Van een toename van asociaal gedrag, in wat voor vorm dan ook, is na een ramp geen sprake. Cijfers uit rampgebieden laten bijvoorbeeld zien dat de criminaliteit gedurende een paar jaar enkele tientallen procenten lager is dan daarvoor. Wat wel toeneemt, is prosociaal gedrag. Overlevenden voelen zich met elkaar verbonden en vormen snel, soms hechte, netwerken om andere overlevenden te helpen. “Als rampen toeslaan, merken overlevenden ineens dat ze deel uitmaken van de hechte groep,“ schrijft Zaki. “Mensen die tot voor kort vreemden voor elkaar waren, voelen zich met elkaar verbonden als ze zij aan zij moeten vechten voor hun leven.”

De onderlinge verbondenheid maakt overledenen ook mentaal sterk. Zowel het gevoel te behoren tot een groep, als de onderlinge steun vormen een buffer tegen stress, die onder andere omstandigheden waarschijnlijk diepe psychische wonden zou hebben geslagen. Sociaal-wetenschappers noemen deze fase na een catastrofe ‘de heroïsche fase’. Dit is de fase waarin groepen en individuen zich herpakken en, ook als alles verloren lijkt te zijn, blijk geven van een wil tot overleven, moed, ondernemingszin en optimisme.

Volgens psychologen en onderzoeksjournalisten zijn de meest succesvolle overlevenden van rampen en ongelukken vaak personen die ook onder extreme omstandigheden rationeel kunnen blijven denken. Ze zijn in staat aan de ene kant te doen wat nodig is, maar verliezen niet uit het oog dat zijzelf voldoende moeten drinken, eten en slapen om te blijven functioneren. Ze zijn in staat grote ondernemingen, die op het eerste gezicht onuitvoerbaar lijken, op te knippen in kleine en behapbare deelprojecten. Ze blijven informatie verzamelen en communiceren en samenwerken met lotgenoten. Bovendien accepteren ze dat ze zich moeten richten op wat ze kunnen veranderen en het overige beter kunnen negeren.

De heroïsche fase kan enkele dagen, weken of zelfs meerdere maanden duren. Deze fase komt ten einde als de roes van de heroïek, het optimisme en de hoop plaatsmaken voor frustratie en het besef indaalt hoe veel er is verdwenen en hoe lang de weg naar herstel nog is. Dit is de ‘desillusiefase’. Deze fase komt ten einde als de acceptatie van het verlorene compleet is en het nieuwe post-catastrofale bestaan ‘normaal’ is geworden. Daarna kan de fase van de eigenlijke heropbouw beginnen.

Hoe mensen zich na een catastrofe gedragen, lijkt dus weinig op het beeld dat films als Mad Max en The Road van de post-apocalyptische werkelijkheid schetsen. De Britse massapsycholoog John Drury vermoedt dat die vertekening een direct gevolg is van de samenleving die apocalyptische films en de reguliere massamedia heeft voorgebracht. “In Westerse en neoliberale landen zien we mensen als wezens die vooral handelen vanuit hun eigen belang,” zegt hij. “Met zo’n mensbeeld is het bijna onvoorstelbaar wat er na een catastrofe werkelijk gebeurt.”