Dan maar de kou in
Noodgedwongen leven de meeste Europeanen nu in koude huizen. Gelukkig is het menselijk lichaam in staat om zich binnen enkele weken aan lage temperaturen aan te passen. Tot op zekere hoogte.
Hoewel de herfst is begonnen en de warmte van de zon zienderogen afneemt, staat bij een groot gedeelte van de Nederlanders de verwarming nog steeds uit. De escalerende energieprijzen maken het ondoenlijk de verwarming aan te zetten. Wie zich niet kan veroorloven om acht- of negenhonderd euro per maand aan energie te betalen, moet leven bij een temperatuur van 16-17 graden. Dat is de temperatuur waarbij de huizen in de Lage Landen nog net bewoonbaar blijven. Bij een temperatuur van 15 graden en lager gaan schimmels groeien die gevaarlijk zijn voor de gezondheid.
Volgens een rapport van de internationale gezondheidsorganisatie WHO uit 2018 zouden mensen in een ideale situatie ’s winters moeten kunnen leven in een huis waar de temperatuur ergens tussen de 18 en 21 graden is. Bij lagere temperaturen stijgt de bloeddruk en neemt de kans op longaandoeningen toe. De energiecrisis heeft er echter voor gezorgd dat zelfs in het rijke Westen een omgevingstemperatuur van 18 graden een luxe is geworden. Grote groepen zullen deze winter – en wellicht ook de winters die nog gaan komen – moeten doorbrengen bij omgevingstemperaturen die wetenschappers bestempelen als ‘matige’ of ‘milde kou’.
Over die milde kou gaat dit artikel – en niet over de effecten van nog lagere temperaturen. Milde kou is een matige stressfactor voor het lichaam, terwijl nog lagere temperaturen een flinke wissel trekken. De aanmaak van stresshormonen als cortisol en adrenaline neemt bij die temperaturen fors toe, het lichaam gaat rillen om warm te blijven, de bloedvaten in de huid worden nauwer om zoveel mogelijk warmte vast te houden en de hartspier gaat zich langzamer maar krachtiger samentrekken. Bij deze lage temperaturen kan onderkoeling ontstaan, met alle potentieel dodelijke risico’s van dien. Wim Hof, beter bekend als de Ice Man, heeft laten zien dat mensen kunnen wennen aan kortstondige blootstelling aan extreem lage temperaturen (en er misschien nog gezonder door worden ook), maar dat is een ander verhaal.
‘Gaat de omgevingstemperatuur omlaag, dan neemt de warmteproductie in je lichaam direct toe’
Onaangenaam
Hoewel bij milde kou bij gezonde, goed gevoede en goed uitgeruste personen de werking van het lichaam nog niet verstoort, ervaren we deze temperaturen wel als onaangenaam. Volgens recent onderzoek is mogelijk om aan die lagere temperaturen te wennen, vertelde de Maastrichtse hoogleraar Wouter van Marken Lichtenbelt in een interview. “Als je jezelf regelmatig aan kou blootstelt, ga je het zelfs redelijk comfortabel vinden.”
Het gewenningsproces waaraan de hoogleraar refereert, bestaat vooral bij de gratie van het vermogen van mensen om meer warmte te produceren als ze enkele weken dagelijks een paar uur doorbrengen in een milde kou.
Het lichaam zet ook onder normale omstandigheden een deel van de voedingsstoffen die het binnenkrijgt om in warmte. Gaat de omgevingstemperatuur omlaag, dan neemt die warmteproductie direct toe. Hoe fitter je bent, hoe groter de toename.
Bij langdurige blootstelling aan milde kou gebeurt er nog iets anders. Het lichaam past zich aan. Het vermogen van het lichaam om warmte te genereren wordt groter. Van Marken Lichtenbelt en zijn collega’s publiceerden in 2013 een onderzoek waarin proefpersonen tien dagen achtereen elke dag zes uur in een kamer van 15 graden moesten zitten. In die periode ging het lichaam van de proefpersonen tientallen procenten meer warmte produceren. Dat kwam vooral omdat het bruine vetweefsel toenam.
Bruin vet is een bijzonder type vet. Rond de nek en op de bovenrug, boven de schouderbladen, zit veel bruin vetweefsel. Bij de geboorte heeft iemand betrekkelijk veel bruin vet. Bij het ouder worden verandert het bruine vet geleidelijk in wit vet. Witte vetcellen slaan de calorieën die het lichaam niet verbrandt op als vet. Als het lichaam energie nodig heeft, staan de witte vetcellen hun inhoud af aan de bloedbaan zodat andere cellen energie kunnen opnemen.
Bruine vetcellen doen hetzelfde, maar hebben ook het vermogen om vet om te zetten in warmte. Dat verklaart waarom kinderen het minder snel koud hebben dan volwassenen.
Zo’n twintig jaar geleden dachten wetenschappers nog dat het verdwijnen van bruine vetcellen een onomkeerbaar proces was, maar dat is niet het geval. Blootstelling aan kou kan de bruine vetcellen weer laten terugkeren en het vermogen om kou te weerstaan vergroten, weten ze inmiddels. Het is trouwens waarschijnlijk niet zo dat een toename van het bruine vet betekent dat ergens vetlagen groeien. Het lijkt erop dat door blootstelling aan kou bruine vetcellen, die ooit waren veranderd in witte vetcellen, weer terug veranderen in bruine vetcellen.
De aanpassing van het lichaam aan kou betekent niet dat milde kou ineens aangenaam wordt. Toen de hierboven genoemde Maastrichtse proef begon, vonden de proefpersonen de temperatuur na twee uur tamelijk onaangenaam. Na een gewenningsperiode van tien dagen beoordeelden ze diezelfde temperatuur als ‘nog net comfortabel’. Ook als het lichaam beduidend meer warmte gaat aanmaken, gaat er nog steeds niets boven een temperatuur die vrijwel alle Europeanen zich een kabinet geleden nog konden veroorloven.
Afslanken door kou
De hoeveelheid kilocalorieën die de bruine vetweefsels kunnen verbranden, is zo groot dat Japanse artsen wel eens hebben voorgesteld om mensen te laten afslanken door ze te laten wennen aan een lagere omgevingstemperatuur. De Japanners deden een experiment waarin ze proefpersonen gedurende zes weken opsloten in een kamer met een temperatuur van 17 graden. De Japanners zagen bij de studiedeelnemers dat de kou de bruine vetcellen activeerde, de warmteproductie liet toenemen en de hoeveelheid wit lichaamsvet met ongeveer 0,7 kilo verminderde.
Of de honderdduizenden Europeanen die nu koud thuis zitten slanker uit de winter zullen komen, is nog maar de vraag. In theorie biedt het zakken van de omgevingstemperatuur misschien een kans om sneller dan normaal overtollig vet kwijt te raken, maar er zit een addertje onder het gras. Als de omgevingstemperatuur plotseling met enkele graden zakt, gaan veel mensen vrijwel onmiddellijk meer eten. “Als we extra veel eten, komt er meer warmte vrij die de daling van onze temperatuur tegengaat”, legde voedingswetenschapper en hoogleraar Margriet Westerterp van de universiteit van Maastricht uit in een interview.
Westerterp deed proeven waarin ze proefpersonen bij een temperatuur van 16 graden zoveel liet eten als ze wilden. Ze ontdekte dat de lagere temperatuur weliswaar het calorieverbruik direct met 10 procent verhoogde, maar de inname van calorieën liet toenemen met 30 tot 40 procent.
Hoe het precies zit met de eetlust van mensen die zijn gewend aan lagere temperaturen en die al enkele weken in milde kou hebben doorgebracht, is niet bekend. Het Japanse experiment suggereert dat na verloop van tijd de toename van het energieverbruik zwaarder weegt dan de toegenomen inname van calorieën, maar wie slanker uit de komende koude winter wil komen vertrouwt daar beter niet al te vast op. Wie niet dikker wil worden tijdens de komende koude winter, doet er dus goed aan om gezond te blijven eten en veel te blijven bewegen. Volgens voedingswetenschappers helpt vooral een voedingspatroon met veel voedingsvezels, weinig snel opneembare koolhydraten en veel eiwitten bij het intomen van de trek in eten. Eiwitrijke voeding stimuleert bovendien de productie van warmte door het lichaam.
Korte maar intensieve vormen van lichaamsbeweging, zoals krachttraining en fitness, helpen eveneens. Alle vormen van lichaamsbeweging verbranden energie, intensieve vormen van lichaamsbeweging verminderen bovendien de trek in eten en stimuleren de spiergroei. Spierweefsel heeft daarnaast ook nog een indirecte afslankende werking. Elke kilo spierweefsel die je opbouwt door fysieke inspanning verhoogt het calorieverbruik van het lichaam met ongeveer 40 kilocalorieën per dag.
‘De koude wintermaanden bieden kans op een betere gezondheid én de kans om slanker te worden’
Gezonder
Verstokte optimisten met een beetje zelfdiscipline kunnen de komende koude wintermaanden dus zien als een kans om slanker te worden. En gezonder, zoals blijkt uit de experimenten van de universiteit van Maastricht. In 2015 publiceerden Wouter van Marken Lichtenbelt en zijn collega’s een onderzoek waarin ze mensen met type-2 diabetes gedurende tien dagen dagelijks enkele uren lieten doorbrengen in een kamer waar de temperatuur niet hoger kwam dan 15 graden.
Bij type-2 diabetes verliezen de cellen het vermogen om nog te reageren op het hormoon insuline en nemen ze ook steeds minder glucose op uit de bloedbaan. Daardoor verhongeren de cellen terwijl de concentratie glucose in de bloedbaan zo hoog oploopt dat er weefsels worden beschadigd. De afname van de gevoeligheid voor insuline is voor een deel een verouderingsproces, maar het verloopt fors sneller bij ernstig overgewicht.
Gewenning aan kou keert dat proces echter om, ontdekten de Maastrichtenaren. Door gewenning aan de kou nam de gevoeligheid voor insuline bij hun proefpersonen toe met meer dan veertig procent. Dat is een aanzienlijke verbetering.
“Van een beetje kou heeft nog niemand iets gekregen”, zei hoogleraar Wouter van Marken Lichtenbelt in een interview. “Behalve dus een betere stofwisseling en een gezonder lichaam.” Dat is dan een geluk bij een ongeluk. In de duistere periode die voor ons ligt kun je niet sterk en gezond genoeg zijn.