Hoeveel geld stroomt er van het ene naar het andere EU-land?
De EU wordt al jaren een transferunie genoemd: een groep rijkere lidstaten sponsort de armere lidstaten met belastinggeld van de burgers uit die rijkere landen. Om hoeveel geld gaat het nou eigenlijk per land en per burger? Waar komt dat terecht? Het Centrum voor Europese Politiek (CEP) – adviesorgaan van de EU – deed hiernaar onderzoek in 2019. De resultaten zijn verassend en goed om te weten als we praten over de voor- en nadelen van het Nederlandse EU-lidmaatschap.
Opzet van de CEP-studie naar de Europese transferunie
De bedoelde CEP-studie uit 2019 analyseert de periode 2008 – 2017. In deze analyse van belastinggeldoverdrachten van de ene naar de andere EU-lidstaat, heeft het CEP verschillende vormen meegenomen;
- Overdracht van gelden via de jaarlijkse bijdragen aan de EU-begroting per land (lidmaatschapsgeld).
- Overdracht van gelden via EU financiële instituten als het Europees Stabiliteitmechanisme (ESM) en andere door de EU opgerichte financiële instituten als EFSF en EFSM.
- Overdracht van gelden via de Europese Investeringbank (EIB).
Niet meegenomen in de studie zijn alle transfers van belastinggeld en vermogensbestanddelen van burgers via het monetaire beleid van de ECB. Dit beleid, voornamelijk geld bijdrukken en de rente naar (onder) 0 brengen, heeft veel Europeanen hun vermogen en pensioenen doen verdampen. Hierdoor konden zwakkere lidstaten door de ECB van goedkoop krediet worden voorzien. Nadeel van deze goedkope ECB-kredieten – opkoopprogramma’s van staatsobligaties en obligaties van multinationals – was weer dat veel zwakke lidstaten en bedrijven hun schulden enorm zagen oplopen. Schulden die in de toekomst gaan leiden tot nog meer overdracht van vermogen als blijkt dat die schulden niet afgelost kunnen worden.
Mijn inschatting is dat de vermogenstransfers via het ECB monetaire beleid een veelvoud is van wat de EU aan transfers van gelden heeft veroorzaakt. Tot dusver helaas, maar begrijpelijk, nog niet in kaart gebracht.
Het EU Next Generation Fund; de meest recente vorm van vermogenstransfer
De transfereffecten van het NextGeneration EU-project zijn in deze CEP-studie ook niet in kaart gebracht. Dit in 2021 opgerichte en 800 miljard euro omvattende EU-fonds moet de effecten van de coronapandemie voor de zwakkere lidstaten compenseren. Zoals in de link blijkt, bestaat 338 miljard euro van de uitkeringen uit schenkingen aan desbetreffende landen. Deze worden onttrokken aan de EU-begroting, waarvoor alle lidstaten hun jaarlijkse bijdrage leveren. Het overige bedrag bestaat uit leningen, waarbij de EU – voor het eerst – eigen obligaties uitgeeft. De lidstaten staan gezamenlijk garant voor de door de EU aangegane verplichtingen. Als de EU op enig moment niet kan voldoen aan de aflossing van obligaties, moeten alle lidstaten naar vermogen bijdragen.
Overdracht van gelden via de jaarlijkse bijdragen aan de EU-begroting per land
Terug naar de CEP-studie uit 2019. De jaarlijkse EU-begroting is momenteel circa 170 miljard euro. Dat bedrag wordt gebruikt om de ambtelijke organisatie van de EU te kunnen betalen en subsidies uit te keren aan lidstaten. Iedere EU-lidstaat betaalt jaarlijks lidmaatschapsgeld. De jaarlijkse bijdrage van Nederland is 9,7 miljard euro. Tegelijkertijd ontvangt ons land ook een bijdrage uit het EU-fonds in de vorm van subsidies. Dat is jaarlijks circa 2 miljard euro, die vooral zijn bestemd voor de Nederlandse landbouw en het onderwijs.
Nederland betaalt de EU dus netto een jaarlijks bedrag van circa 7 miljard euro. Tot en met 1991 was Nederland een netto-ontvanger van de EU. Door alle uitbreidingen met arme lidstaten sindsdien, verschoof het financiële plaatje voor ons land naar negatief.
Overdracht van gelden via EU financiële instituten als het Europees Stabiliteit Mechanisme (ESM)
Financiële bijstand voor lidstaten die het risico lopen failliet te gaan, is gegaan naar niet-eurolanden zoals Hongarije en Polen via de betalingsbalansfaciliteit (artikel 143 VWEU). Daarnaast ging bijstand naar de zwakkere landen van de eurozone in de vorm van bilaterale leningen uit het Europees Financieel Stabilisatiemechanisme (EFSM), de Europese Faciliteit voor Financiële Stabiliteit (EFSF) en het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM).
Transfers van belastinggeld ten gunste van het ontvangende land ontstaan als de werkelijke rente van een Europese lening lager is dan de marktrente. Dat hebben we in 2022 grootscheeps zien gebeuren ten gunste van Italië. Voor dat land werd een lagere rentevoet voor de staatsobligaties vastgesteld, toen bleek dat het de marktrente niet meer kon betalen. Die lagere rente voert tot lagere opbrengsten bij de ECB – opkoper van Italiaanse obligaties – en daarvoor draaien de andere lidstaten weer op.
“Griekenland en Polen profiteerden tot 2019 het meest van herverdeling door de EU. Als we kijken naar de herverdeling van vermogen per inwoner, dan zijn Griekenland, Litouwen en Portugal de grote winnaars”
Overdracht van gelden via de Europese Investeringbank (EIB)
Om de herverdeling via de EIB te berekenen, bepaalde het CEP eerst het aandeel van de EIB-leningen in elke lidstaat. Als de EIB-leningen goedkoper waren dan die van de nationale banken, profiteerde de lidstaat. Lidstaten die relatief minder EIB-leningen ontvingen dan andere EU-lidstaten, liepen het rentevoordeel van de EIB mis, c.q. betaalden mee aan de lagere rente van de begunstigde lidstaten.
Oké, maar om hoeveel geld gaat het nou per land?
Onderstaande tabel geeft de cumulatieve effecten van de EU-transferunie tussen 2008-2017 helder weer. Griekenland en Polen profiteerden het meest – respectievelijk 114,4 miljard euro en 103,7 miljard euro. De Nederlandse belastingbetaler was netto 29,1 miljard euro kwijt door donaties aan andere landen. De landen die van deze transfers profiteerden of inleverden:
De vermogensgroei- of afname per inwoner is weer een apart verhaal
De meeste overgedragen EU-miljarden kwam in de handen van regeringen terecht. Een deel daarvan in handen van corrupte politici, maar dat is een apart verhaal. Het effect op het vermogen van individuele burgers is ook door het CEP bepaald. Daarvoor maakte het een berekening van gemiddelde bedragen op jaarbasis over de periode 2008- 2017.
Uit onderstaande tabel blijkt dat niet de Polen, maar Grieken en Litouwers de grootste winnaars zijn van de EU-transfers van belastinggeld. De Polen komen zelfs pas op de negende plaats. In van tien jaar tijd ging de Litouwer er gemiddeld maar liefst 4.600 euro op vooruit. De Polen 2.300 euro.
Van alle Nederlandse inleg werd jaarlijks gemiddeld 150 euro per Nederlander overgedragen aan geld naar de zeventien ontvangende landen. De meeste daarvan zijn Oost-Europese landen die tot de voormalige USSR behoorden. Vreemd genoeg zitten er ook enkele westerse EU-lidstaten bij die netto-ontvangers; Italië, Spanje, Ierland en Portugal.
Samenvatting
Griekenland en Polen profiteerden tot 2019 het meest van herverdeling door de EU. Als we kijken naar de herverdeling van vermogen per inwoner, dan zijn Griekenland, Litouwen en Portugal de grote winnaars.
Tussen 2008 en 2017 werd de druk op de Griekse begroting verlicht met een totaal van 114,4 miljard euro. Dat is jaarlijks 1.409 euro per inwoner. Griekenland ontving daarmee drie keer zo veel per hoofd van de bevolking als Litouwen, dat met 459 euro per persoon de op één na grootste hoeveelheid hulp ontving.
“Het is zonneklaar dat het EU-lidmaatschap Nederland meer geld kost dan dat het (met subsidies en dergelijke) opbrengt”
Het hoge niveau van herverdeling ten gunste van Griekenland was enerzijds te wijten aan het feit dat het land meer geld uit de EU-begroting ontving dan het bijdroeg. Ook profiteerde het vooral van de gunstige rente door de financiële bijstand. Ook Polen ontving aanzienlijk meer geld uit de EU-begroting dan dat het betaalde. Bovendien droeg het land, omdat het buiten de eurozone valt, slechts een klein deel van de financiële bijstandslast.
Wat kun je als Nederlander met deze kennis?
Het is zonneklaar dat het EU-lidmaatschap Nederland meer geld kost dan dat het (met subsidies en dergelijke) opbrengt. Maar de EU is meer dan alleen een kostenplaatje. Het is oorspronkelijk opgezet als samenwerking om de handel in Europa te bevorderen. Vanaf 2000 heeft de leiding in Brussel steeds meer gewerkt aan een Federaal Europa; een soort Verenigde Staten van Europa. De naam van het samenwerkingsverband wijzigde ook van Europese Economische Gemeenschap (EEG) – dat op handel gericht was – naar Europese Unie dat op een centrale leiding van Europa gericht is. Vanaf 2000 heeft de Brusselse ambtenarij ook een aantal instituten en instrumenten in het leven geroepen die de Europese Unie, ofwel het Verenigde Europa, vormgeven;
- Een gemeenschappelijke munt, de euro
- Een eigen Centrale Bank die de nationale centrale banken overheerst
- Een uitgebreid wetgevingsapparaat dat nationale wetgeving vervangt en overheerst
- Een politiek apparaat dat steeds meer buiten het Europees Parlement om, wetgeving implementeert via de verkorte ‘triloog’ wetgevingsprocedure. Hiermee wordt de democratie in Europa toenemend buitenspel gezet
- Een eigen interne sanctiepolitiek die ingezet kan worden tegen eigen EU-landen zoals Polen en Hongarije
- Een eigen externe sanctiepolitiek die ingezet kan worden tegen derde landen zoals Rusland en Wit-Rusland
- Eigen mediabeleid bepaalt wat er in kranten, op tv en sociale media als ‘wenselijk’ en ‘passend’ wordt gezien voor de Europeanen
- Eigen censuurbeleid bepaalt welke buitenlandse media in de EU verspreid mogen worden. Zie bijvoorbeeld het verbod op het bekijken van de Russische zender RT en het blokkeren van deze zender op internet en alle satellietzenders
- Een eigen structuur voor Privacy (AVG) die alleen geschonden mag worden voor nieuwe technologische ontwikkelingen zoals het EU digitale paspoort, of de Centrale Bank Digitale Munt
- Een gemeenschappelijk beleid voor immigratie.
Het zal duidelijk zijn dat de Europese Unie deze eeuw een vlucht heeft genomen van ‘slechts’ een handelsblok naar de centrale leiding van Europa. De voor- en nadelen daarvan gaan veel verder dan alleen het rekensommetje van het CEP. De vraag daarbij is hoe de balans uitslaat voor iedere lidstaat afzonderlijk. Voor mij persoonlijk geldt dat ik te veel waarde hecht aan democratie en persoonlijke vrijheid om de toenemend autoritaire leiding vanuit Brussel te kunnen accepteren. Nog los van alle financiële nadelen die voor welvarende lidstaten ontegenzeggelijk verbonden zijn aan deze centrale sturing.