Hoe (on)afhankelijk zijn de mainstream media?
Over het gebrek aan objectiviteit van onze mainstream media (MSM) wordt veel geklaagd. Te veel zouden ze een spreekbuis van de zittende macht zijn. Neem bekende kranten als de Volkskrant, AD, NRC en De Telegraaf. Allemaal vallen ze onder maar een paar mediahuizen. Bovendien is ook de EU actief geworden in de media. Als censuurmachine en digitale mediabewaker. Waardoor is dit verval in objectiviteit en kwaliteit ontstaan?
Twee Belgische mediahuizen bezitten bijna 100 procent van de Nederlandse bladenmarkt
In 2017 maakt de Volkrant een analyse van het Nederlandse perslandschap. De krant concludeert dat bijna alle betaalde Nederlandse kranten – 80 procent in dat jaar – in handen zijn van twee Belgische bedrijven; Mediahuis en De Persgroep (DPG). In dat jaar zijn NDC Mediagroep – met daarin de dagbladen van de drie Noordelijke provincies – en Sanoma Nederland nog zelfstandig. Samen met Het Financieel Dagblad en het Nederlands Dagblad bedienen zij grofweg de overige 20 procent van de Nederlandse markt. In 2020 worden ook NDC en Sanoma overgenomen. Daarmee komt meer dan 90 procent van alle Nederlandse uitgaven terecht in handen van slechts twee mediagiganten die sterke banden onderhouden met de EU in Brussel. Maar daarover later meer.
Mediahuis en DPG Media; hoofdrolspelers in de EU
Mediahuis bezit in Nederland sterke merken als NRC Handelsblad, De Telegraaf, VROUW, Privé, Autovisie, regionale dagbladen (Noordhollands Dagblad, Haarlems Dagblad, Leidsch Dagblad, IJmuider Courant en De Gooi- en Eemlander) en digitale merken zoals Dumpert, Culy, NSMBL, J/M Ouders, Jaap en Metro. Sinds de overname van NDC Mediagroep komen daar nog bij; Leeuwarder Courant, Dagblad van het Noorden en Friesch Dagblad). Mediahuis Limburg bezit o.a. De Limburger.
Concurrent DPG Media is inmiddels het grootste persbedrijf in Nederland en heeft onder andere de volgende dagbladen; AD, het Parool, Trouw, de Volkskrant, BN de Stem, NU Nederland, De Gelderlander, de Stentor en de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC). Daarnaast bezit het bedrijf bladen als Margriet, Tina, Donald Duck, Libelle, Story, Intermediair en VT Wonen. Bij elkaar heeft het bedrijf – alleen in Nederland – tachtig verschillende uitgaven, 15 miljoen Nederlandse kijkers, lezers en luisteraars en in dienst 5.836 werknemers.
Met bijna alle Nederlandse dag-, week-, maandbladen en vele radiozenders onder de directies van slechts twee bedrijven, mag je gerust even stilstaan bij de zogenaamde ‘onafhankelijke pers’. Meerdere kranten – met vroeger uiteenlopende politieke kleuren – onder dezelfde directie bedreigt de pluriformiteit van berichtgeving.
Fusies en overnames van mediabedrijven noodzakelijk door digitalisering?
Fusies en overnames zijn een cruciale overlevingsstrategie voor traditionele dagbladuitgevers in een almaar verder digitaliserende markt, aldus een artikel van de Universiteit van Antwerpen. Het bundelen van de krachten laat kostenbeheersing en efficiëntie toe. Tegelijk is aandacht nodig voor niet-economische, redactionele, gevolgen van fusies en overnames. Veel kostbare onderzoeksjournalistiek is inmiddels verloren gegaan vanwege die efficiency.
Fusies en overnames van mediabedrijven hebben het voortbestaan van dagbladen verzekerd zoals bij de Belgische krant De Morgen (1990). De Persgroep (DPG), wist het falende bedrijf na overname weer succesvol te maken, net als vele overgenomen Nederlandse titels. DPG beëindigde ook vele -vaak meer specialistische titels – en bracht daarmee de waakhondfunctie van de media potentieel in gevaar door een beperkter aanbod, aldus bovengenoemd artikel.
Vele voorbeelden tonen aan dat de effecten van consolidatie van eigendom in mediamarkten door fusies en overnames tegenstrijdig zijn. Een voorbeeld is de inmiddels afgeketste fusie tussen Talpa en RTL De inhoudelijke diversiteit van de Nederlandse media is daarnaast duidelijk afgenomen door de overnames en consolideringen van de afgelopen 20+ jaren.
Controle op fusies en overnames vanuit het maatschappelijk belang; objectieve informatie behouden
Fusies en overnames in de mediawereld horen voorafgaand te worden goedgekeurd door de nationale mededingingsautoriteiten en/of de Europese Commissie. Het bovenbedoelde onderzoek van de Universiteit van Antwerpen analyseerde de besluiten van de Vlaamse en Nederlandse autoriteiten voor acht fusies en overnames in de mediawereld. Hieruit blijkt dat deze autoriteiten -ook de Europese Commissie – hun beslissing vooral baseren op de economische impact, maar nauwelijks op inhoudelijke effecten zoals diversiteit en kwaliteit van de berichtgeving na een fusie.
“Immers, als je de kwaliteit van de berichtgeving na een fusie niet beoordeelt, kan dat ernstige gevolgen hebben voor objectieve nieuwsgaring. En als dat ontbreekt, loopt ook de democratie gevaar”
Het blijft bij de goedkeuring van een overname onduidelijk wat niet-economische effecten zoals diversiteit en kwaliteit van de berichtgeving precies behelzen, hoe deze kunnen worden gegarandeerd en wie precies de maatschappelijke belanghebbenden van zo’n fusie zijn. Vaak zijn dat de aandeelhouders.
In de afweging van consumentenbelangen zijn de mededingingsautoriteiten vaag over hoe niet-economische effecten worden afgewogen ten opzichte van economische (meer kwantificeerbare) effecten. De mededingingsautoriteiten laten hier een zeer belangrijke steek vallen. Immers, als je de kwaliteit van de berichtgeving na een fusie niet beoordeelt, kan dat ernstige gevolgen hebben voor objectieve nieuwsgaring. En als dat ontbreekt, loopt ook de democratie gevaar.
De Nederlandse overheid is grote mediabedrijven boven democratie en persvrijheid gaan stellen
In de jaren negentig van de vorige eeuw maakte de Nederlandse politiek zich nog ernstige zorgen over de toenemende concentratie van alle Nederlandse media in handen van slechts een paar partijen. Dat resulteerde in een rapport van het Commissariaat voor de Media dat in 2001 werd gepubliceerd.
Op pagina 8 van dit document staat: “De sterke aanbiedersconcentratie in Nederland en de gevolgen daarvan voor redactionele concentratie zijn zorgelijk. Op de landelijke markt is sprake van overconcentratie. De situatie van de regionale pers is zorgelijk door het verlies aan titels, vermindering van zelfstandigheid, meer concern-interne samenwerking tussen titels”.
De adviezen die destijds werden gegeven over het maximale marktaandeel per aanbieder van media in Nederland zijn sinds het begin van deze eeuw stuk voor stuk in de sloot beland. Bewijs hiervan leverde de Autoriteit Consument en Markt (ACM) nog eens in 2020 door goedkeuring te verlenen aan overname van Sanoma door DPG Media. Sinds deze overname hebben twee Belgische bedrijven bijna 100 procent van de hele Nederlandse mediamarkt in handen. De ACM vindt dat twee media-aanbieders plus de NOS en RTL voldoende concurrentie waarborgen op de Nederlandse mediamarkt. Dat riekt naar subjectiviteit.
De (dubieuze) rol van de EU bij media en mediavrijheid
De EU bestuurt sinds enkele jaren ook actief het Europese medialandschap, vooral wat zich op het internet afspeelt. Daartoe zijn een aantal nieuwe wetten en instanties in het leven geroepen. Eén is het Europees Waarnemingscentrum voor digitale media (EDMO), het onafhankelijke platform voor factcheckers, academische onderzoekers en andere relevante belanghebbenden die bijdragen aan de bestrijding van desinformatie in Europa.
“Het is natuurlijk absurd en verwerpelijk dat Europese burgers niet meer zelf kunnen beslissen welke informatie ze tot zich kunnen nemen”
Een activiteit van de EU was vorig jaar het verbieden van de Russische zender RT op alle kabelkanalen en satellietzenders. Mevrouw Von der Leyen (VDL) vond het persoonlijk onverantwoord dat deze zender ‘giftige’ propaganda over de onschuldige EU-burgers bleef uitstrooien. EDMO is daarmee ook een Europese censuurmachine geworden die gelijke initiatieven ontwikkelt als de propagandamachines van eerdere totalitaire samenlevingen. Het is natuurlijk absurd en verwerpelijk dat Europese burgers niet meer zelf kunnen beslissen welke informatie ze tot zich kunnen nemen. Dat het opperhoofd van de EU dat voor ons beslist. Wellicht heeft zij dit afgekeken van Poetin.
De EU-structuur voor de bestrijding van ongewenste boodschappen op internet
In 2021 zijn instanties opgezet om digitale desinformatie – ongewenste informatie via het internet – in de EU te bestrijden. Zij moeten bijdragen aan een netwerk dat desinformatiecampagnes kan opsporen en analyseren, aldus deze EU-website. Deze eerste acht EU-instanties zijn hier te vinden. Ze kunnen ook bijdragen aan Europa-brede censuur, zoals uit onderstaand voorbeeld zal blijken.
Voor Nederland en België is in 2021 de BENEDMO opgericht, die vanuit het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum wordt aangestuurd. De belangrijkste gemonitorde onderwerpen zijn vermeende misinformatie op medisch gebied (vaccinaties, oversterfte et cetera), activiteiten van het WEF en de hype over het EU-besluit om insecten in levensmiddelen te mogen verwerken.
De EU verwijdert negatieve berichten over de consumptie van insecten.
Berichtgeving zoals deze over insecten als voedsel worden van internet verwijderd omdat ze volgens de EU-waakhond niet zouden kloppen. Het van insecten afkomstige chitine is niet giftig volgens de EU en dus worden berichten verwijderd waarin het tegendeel wordt beweerd. Dat is zorgelijk, gezien dit advies van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit uit 2014 over de consumptie van insecten. Daaraan zijn wel degelijk risico’s verbonden, al gaat het niet specifiek over chitine, zo blijkt. De EU stopt berichtgeving die niet in lijn met haar besluiten is.
Per besluit van 1 december 2022 is het aantal EU-censuurhubs uitgebreid met een zestal nieuwe instanties. Deze gaan vooral de EU-lidstaten in Oost-Europa controleren op berichtgeving die strijdig is met het EU-beleid. Met deze uitbreiding zijn nu alle 27 EU-lidstaten onder digitale mediabewaking gesteld.
Maar… hoe zit het dan met de EU-controle op fysieke media zoals kranten en tijdschriften?
Naast EU-controle op berichtgeving via het Internet door EDMO, bestaat The European Publishers Council (EPC). Deze is, uiteraard, gevestigd in Brussel. De EPC is een groep van de hoogste vertegenwoordigers – CEO’s – van kranten- en tijdschriftenuitgevers in Europa. De algemene doelstelling was altijd om goede wetgeving ten voordele van de media-industrie aan te moedigen, aldus deze website.
Het EPC beschrijft zichzelf als een initiatief van de CEO’s van de grootste Europese mediabedrijven voor samenwerking met de EU. Al vanaf 1991 is er een nauwe samenwerking met de EU over “(economische) gezondheid en (regionale) beschikbaarheid van Europese media, met als doel de vrijheid van meningsuiting en democratie in stand te houden”.
De leden van het EPC zijn hier te vinden; grote bedrijven en multinationals als bovengenoemde DPG Media, Mediahuis, het Duitse Axel Springer Verlag, The Guardian et cetera. Wellicht niet geheel onverwacht, is ook een vertegenwoordiger van de Amerikaanse media lid van deze belangenclub. Voorzitter van de EPC is, hoe kan het ook anders, Christian van Tillo, CEO van het grootste EU-mediabedrijf DPG Media dat ook meer dan de helft van de Nederlandse mediamarkt beheerst.
Wat nu?
In strijd met de politieke opvattingen uit de jaren negentig over persvrijheid en diversiteit van media, hebben zich in de afgelopen twintigplusjaren verdere concentraties van mediabedrijven voorgedaan. Twee bedrijven controleren meer dan 90 procent van al het nieuws dat in ons land verspreid wordt. Dat is niet goed voor de pluriformiteit van het nieuws en de ‘waakhondfunctie’ van de media over de democratie. Genoemde twee bedrijven onderhouden sterke banden met de EU. Een EU die zelf een sterk netwerk heeft opgezet om berichtgeving op internet op te sporen en op te ruimen wat niet strookt met EU-beleid. Voorbeelden daarvan zijn het verwijderen van de zender RT uit het Europese medialandschap en verwijderen van websites met kritiek op de voedingsstof chitine.
De vrije nieuwsgaring, essentieel voor een goed functionerende democratie, is in hoog tempo afgebroken. Vanuit deze ontwikkelingen is de opkomst van ‘alternatieve media’ goed te begrijpen. Alternatieve media die objectieve, betrouwbare en ongekleurde informatie verschaffen, zijn ook schaars. Op die schaarse alternatieve media moet de samenleving zuinig zijn en financieel weten te waarderen. Er staat nogal wat op het spel in de directe toekomst als we alleen afhankelijk blijven van de huidige mediastructuur. Vooral waar het om onze persoonlijke vrijheden gaat.